weetje 1:
Vogels gebruiken o.a. takjes, mos, pluimen, plantaardig materiaal en modder als nestmateriaal. Elke vogelsoort heeft een voorkeur voor een bepaald nestmateriaal.
weetje 2:
Eekhoorns, muizen en andere dieren verslepen massa's noten en eikels die ze niet meer terugvinden. Deze ontkiemen op andere plaatsen dan waar de ouderboom staat. Zo komt het dat je op verschillende plaatsen in het bos dezelfde boomsoorten terugvindt.
weetje 3:
Afhankelijk van de leeftijd van de boom, het aantal voedingsstoffen, ... kunnen de bladeren van een boom groot of klein zijn.
weetje 4:
De bladeren in het bos kunnen alle kleuren hebben. Als het kouder wordt, haalt de boom meer en meer voedingsstoffen uit de bladeren. De groene kleur verdwijnt dan en het blad krijgt een bruin-rode kleur. Zo spreekt men over het levende blad en het dode blad.
weetje 5:
De bosmuis kan je herkennen aan de grote Mickey Mouse oren, de grote ogen , de camouflagekleuren bovenaan en de witte kleur onderaan. De bosmuis eet o.a. hazelnoten en de zaden van tussen de kegels van denappels.
weetje 6:
Als moeder spitsmuis op stap gaat dan zet ze het eerste jong aan om zich vast te bijten in haar vacht. De andere jongen doen dit ook automatisch en zo krijg je een lange sliert die stevig vast hangt aan elkaar. Zo leert de moeder de jongen zoeken naar voedsel.
weetje 7:
Het aantal poten van een kriebelbeestje speelt een belangrijke rol bij het op naam brengen van het beestje.
weetje 8:
De slak en de regenworm hebben geen poten. Een slak heeft wel een grote voet die samentrekt, een regenworm heeft kleine borsteltjes aan de zijkanten van het lichaam waarmee hij zich voortbeweegt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten